Voorlezen
Tim Pardijs
In het ritme waarmee de wieken voor het raam langs suizen, het doek op het houten raamwerk flappert in de wind, lijkt de houten vloer onder mijn voeten te bewegen. Het kraakt als ik loop. Van een afstand zijn er enkele woorden op de wieken te lezen, zag ik toen ik aan kwam fietsen. Ik lees hier mijn gedichten en vertel mijn verhalen, maar deze meer dan honderd jaar oude molen heeft er meer dan ik in een middag kwijt kan. Ik hap naar lucht, als ik bovenaan de vierde steile houten trap ben. Ik voel ze in het door honderden mensenhanden glad gestreken hout van de trapleuningen, ik zie ze in de barsten in houten balken, door de luchtdruk van een explosie in de Tweede Wereldoorlog verbogen. Ze staan met potlood op de muren genoteerd: rekeningen van boeren, prijzen van het malen, data van de eerste rogge en rijmpjes over de vlijt en de hartstocht van de molenaar. En soms, vertelt de molenaar, als de wind de wieken in de juiste snelheid voortbeweegt, als de met varkensvet gesmeerde assen die bewegingen goed overbrengen, als alle onderdelen van het malen precies op elkaar afgestemd zijn, dan maken de molenstenen een zoemend geluid, dan zingen ze een lied.