Storm
Tim Pardijs
Gisteravond stormde het en nu ben ik om 5 uur wakker van de stilte buiten. In mij dwarrelen beelden door: reizen met een boot, lopen een markt, op tijd bij iemand moeten zijn, een handdruk, halve zinnen.
Opstaan. Koffie. Brood. Krant, met meer verhalen. Bakjes vullen met brood, bakjes in tassen, tassen over dikke jassen. Telefoonnummers en afspraken. Dan: kussen, zwaaien, nog even roepen en de deur sluiten. Stilte. De keuken in. Hij ligt erbij als na een orkaan, wind steekt op in mijn borst. Wat te doen met de beelden?
Ik haal de vuile bekers en borden van tafel, bouw er op het aanrecht een scherm van. Pindakaas, honing en hagelslag terug in de kast. Kaas, vleeswaren en yoghurt in de koelkast. Dan haal ik de schone vaat uit de vaatwasser, stop de vuile vaat erin. Geklingel, een mes op de grond, ik scheld. Onrust, het waait in mij. Ik draai me om, zet drie stappen naar de tafel en vouw alle kruimels en hagelslag in het tafelkleed, loop naar buiten en laat ze door de tuin vliegen. Binnen leg ik het kleed opgevouwen op tafel, de krant, notitieblok en pen recht ernaast. Blik door de keuken. Doek over het aanrecht, klep van de vaatwasser dicht. Nog een keer kijken. Mijn blik blijft nergens meer aan haken. Ik ga naar mijn werkkamer, pak pen en papier en zet ook de reizen, de afspraken, de halve zinnen van de nacht op hun plek. En de wind gaat liggen.